zondag 17 mei 2009

Daar zit je dan met je Frans en je fiets

Anderhalve week geleden smakte mijn racefiets, met mij erop, tegen een Franse auto, van een Fransman, in Frankrijk. Ik wilde rechtdoor, maar mijn tegenstander in deze crash wilde rechtsaf, daarbij vergetend van de zijspiegel gebruik te maken. En helaas, hij was sterker. Ik klapte op de motorkap, werd een beetje door elkaar geschud, was op een paar plekken opengehaald en had wat schaafwonden, onder andere één op m’n gezicht. Desondanks viel het allemaal wel mee, tot ik mijn fiets zag.


Mijn voorwiel heeft mijn 70 á 75 kilo vele honderden kilometers probleemloos kunnen dragen, maar deze klap was teveel. Geheel in Franse stijl had mijn wiel wel wat weg van een kurkentrekker, zoveel extra rondingen waren er aan toegevoegd door de botsing.

Een nare ervaring in Frankrijk was geboren. In dit land loert echter een groter gevaar voor Ollandèrs zoals ik, namelijk het aangaan van een gesprek met Fransen. Ik kom niet verder dan “Il est neuf heures et demie” als zo’n verre zuiderbuur mij vraagt hoe laat het is. En dan maar hopen dat het half tien is.


In dit geval was een gesprek echter onvermijdelijk. Vier mensen stapten uit de auto en de eerste, een oude man, begon onmiddellijk duidelijk te maken dat “rechtdoor gaat voor” in Frankrijk niet geldt. Ik had het geluk dat de chauffeur zelf wel voor rede vatbaar was, en hij bracht mij en mijn niet meer zo goed rijdende bicyclette naar het dichtstbijzijnde dorp. Ik werd wederom met mijn slechte Frans geconfronteerd in de auto. De man was bezorgd, wilde weten hoe het met mijn knie ging, met m’n pols, met m’n sleutelbeen, maar ik kwam niet verder dan heel vaak “ca va bien”. In het dichtstbijzijnde dorp bleek overigens geen fietsenmaker te zijn, en het lag vijftig kilometer van onze verblijfplaats. Maar maak dat maar eens duidelijk.

Uiteindelijk allang blij dat ik niets had gebroken en de rest van mijn fiets nog heel was, bleef ik achter bij een eettent met evenveel sfeer als een begrafenis met drie bezoekers. Mijn medefietsers (papa) Jan en (broertje) Yoran waren ondertussen ook in het dorpje aangekomen, inclusief contactgegevens voor schadevergoeding van het clubje Fransen in de auto. Peinzend over hoe we weer thuis zouden geraken, kwamen we uiteindelijk slechts tot de conclusie dat een croissant bij de bakker ons nu wel zou smaken.

Toen kwam echter de redding. Ik hoorde achter m’n rug een Vlaams aandoende stem. Toen ik mij omdraaide zag ik dan ook een man in een wielershirt met de Belgische driekleur gehuld. Hij had nog een plekje op de fietsendrager over, zei hij. Deze Mr. Mont Ventoux (hij deed ooit zes beklimmingen binnen 24 uur) heette Lucien en reed 50 kilometer extra om mij weer naar m’n verblijfplaats te brengen. Mijn medefietsers legden op de fiets de route af en zo stonden we twee dagen later, mét nieuw voorwiel op de top van de Mont Ventoux.

En we leefden nog lang en gelukkig!