dinsdag 1 juli 2008

Wielrennen is voor veteranen

Iedereen kent ze. Grijze haren verborgen onder een bandana of helm, getekende koppen en totaal geen oog voor de nietsvermoedende gezinnen die ze voorbij schieten. Ik heb het natuurlijk over wielrenners.

Ik maak mezelf geregeld wijs dat ik ook bij dit clubje hoor. Alleen mijn hoofd is niet zo kalend als de anderen. De meesten hebben namelijk een leeftijd die hoger is dan het aantal kilometer dat gewoonlijk op mijn teller staat -vijftig-.

Ondanks dat ik tweeënhalve leeftijdsgenoot heb waar ik geregeld mee fiets (de derde haakt wat vaker af), zijn vrijwel al onze tegenliggers onontdekte talenten van 18 óf mensen die zo oud en versleten zijn dat wielrennen de enige overgebleven sportmogelijkheid is.

Hoe is dit eigenlijk mogelijk? De gehele julimaand staat op de televisie in het teken van wielrennen. Elke middag keuvelen Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot over de Tour en de verdwenen vader van een Franse wielrenner en 's avonds weet Mart Smeets altijd weer leuke TV te maken, al rondreizend door Frankrijk. Ook in eigen land is er voldoende te beleven. Elke streek kent toertochten en rondjes om de kerk. De oranjeronde door de Enkhuizer binnenstad is ieder jaar weer feest, men heeft er zelfs een nationale feestdag van gemaakt (of komt dat doordat koninginnedag toevallig op dezelfde dag valt?) Kom ik weer op het fietspad dan blijven de veteranen het straat/padbeeld echter beheersen.

Ach, elk voordeel heb z'n nadeel. Over dertig jaar zijn de vijftigplussers tachtigplus geworden en zijn fietspaden een oase van rust. Op mij en tweeënhalve vriend na dan.

1 opmerking:

Anoniem zei

Volgens mij lijkt het maar zo dat onze 18 jarige tegenliggers on-ontdekte talenten zijn omdat het ze het belangrijker vinden hoe pro ze er wel niet uit zien dan hoe goed ze zijn.